Door B.E. Hoeder
Dinsdag 28 mei was de grote dag aangebroken, ik mocht mij om 11:30 melden in het gebouw van de theologische school der Gereformeerde Gemeenten aan de Rotterdamse Boezemsingel. Het was een bijzondere dag. Dat begon allemaal al toen ik in de ochtend een beschrijving kreeg hoe ik het beste de eventuele pers rondom het gebouw zou kunnen ontlopen. Uiteraard ging dit ook vergezeld van een uitgebreid kledingvoorschrift: de drie stukken statig belichaamd in driedelig zwart.
Toen ik binnen kwam, werd ik door een vriendelijke vrouw voorzien van koffie en naar boven begeleid. Daar zaten de heren op mij te wachten. In het midden zat ds. Schreuder me met zijn vorsende blik aan te kijken. Rechts van hem was ds. Moens bezig met het verscheuren van een Herziene Statenvertaling. In de ruimte was een lichte zweem van tabaksgeur waarneembaar. De bijeenkomst werd met gebed geopend. Daarna mochten alle leden van het curatorium een psalmversje opgeven. Die zongen we op gedragen toon.
“Bent u bekend met ons concept?” Met die woorden opende de voorzitter het deel van de bijeenkomst waar het voor mij allemaal om draaide. “Een vreemde vraag”, dacht ik. Natuurlijk was ik dat niet. Niemand weet immers hoe het eraan toegaat. De voorzitter legde uit dat een dergelijke onwetendheid helemaal niet vanzelfsprekend is. Sommigen komen al voor de vijfde keer en al die gezichten onthouden is niet makkelijk. Gelukkig nam een van de aanwezige ouderlingen snel het woord om uit te leggen wat het concept precies was. “Wij gaan te werk net zoals de apostelen dat ooit deden. In een collectezak gaan 10 steentjes, witte en zwarte. Als er een zwart, verdorven en ellendig steentje wordt getrokken door de voorzitter mag u ook een arbeider in de wijngaard worden.”,vertelde deze ouderling. Groot was natuurlijk mijn verbazing.
Het aantal witte dan wel zwarte steentjes in de collectezak werd bepaald aan de hand van een quiz over allerlei onderwerpen. Het aantal goede antwoorden en de tijd die ik hiervoor nodig had werden nauwkeurig bijgehouden. Een kwartier lang beantwoordde ik met succes velerlei vragen. Over oudvaders, psalmen, ellende, zonde, bijzondere bekeerde mensen en welke Christelijk Gereformeerde dominees prima binnen de Gereformeerde Gemeenten zouden passen. Spoiler: sinds het convent geen één meer. Waar je mee omgaat, word je immers mee besmet.
Ik was onaangenaam verrast toen ik opmerkte dat er, ondanks dat ik alle vragen goed had beantwoord, slechts één zwart steentje in de zak ging. De voorzitter duldde echter geen tegenspraak: ”We moeten wel streng zijn, anders is de kans op nieuwe studenten veel te groot.” Onder luid psalmgezang met bovenstem werd door de penningmeester, ouderling De Heer (niet de echte), een steentje getrokken. Hij was zwart.
O wonder! Dat het heeft mogen gebeuren dat ik van een redacteur van de KC nu herder en leraar mag worden voor de schapen in de kudde van de Gereformeerde Gemeenten. Dat ik als een onderherder in de voetsporen van de éne ware herder mag gaan. Ik ben er nog even helemaal beduusd van.
De redactie is nog in overleg over een vervolg van deze serie.
Het is wat als een mens verwaardigd mag worden aangenomen te worden tot dit wondere ambt, te treden in de altijd allerlieflijkste voetstappen Zijner voeten en voorgegaan staan te worden door Zijn lieflijk heillicht. Laten we dan ook oog hebben voor hen die, om welke reden dan ook, niet werden aangenomen tot dienaars des Goddelijken Woords. Wellicht is er in de Christelijk Gereformeerde Kerken nog plaats voor een dominee die prima binnen de Gereformeerde Gemeenten zou passen.