“Hoe noemen ze Eva in Engelstalige kerk? … Spare Rib!” zo begon de dominee zijn preek. Gedempt gelach vanuit hoeken van de kerk. Hoofdschuddend zit het anonieme redactielid aan tafel. “Dat kan toch niet?” zo vervolgt ze. “Zometeen luisteren we naar cabaretiers en lachen we om dominees.”
Op de vraag of er dan helemaal geen plaats is voor humor in de kerk, antwoordt ze resoluut “Nee.” Als je iets wilt zeggen dat grensoverschrijdend is als dominee zijnde, dan begin je de zin gewoon met ‘met eerbied gesproken’ en dan kan je alles zeggen wat je wilt.” Ook geeft ze aan dat het een handig leidraad is voor verval in de kerk. “In de zware gemeenten willen ze nog wel geloven dat als er te veel mensen aan het avondmaal gaan, dat slechte boel is. Ik vraag dan: maar keken ze ook somber? en dan wordt het vaak stil.”
Het argument tegen humor wordt stevig onderbouwd. Het woord lachen komt geen enkele keer voor in de Catechismus, de NGB, het doopformulier of het geslachtsregister. Het redactielid adviseert dan ook een sterke houding tegenover elke blijk van humor.
De jeugd (die welig tiert) kan echter wel bereikt worden met grafische gelijkenissen (onder de jeugd bekend als ‘memerijtjes’). Toch geeft het redactielid het volgende mee: “Tijd dat je spendeert met lachen kan je ook spenderen op RefoWeb.” Dat zet voor de redactie van de KanaanCourant een hoop in perspectief. “Oh, en vergeet de boze brieven niet. Vorige week heb ik de dominee nog schriftelijk berispt over de opmerking dat Esau’s houding niet veel soeps was.”